ECLI:NL:CRVB:2015:4183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- J.F. Bandringa
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens niet opgegeven werkzaamheden als prostituee
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van betrokkene, die vanaf 1 juni 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. De bijstand werd verlaagd op basis van inkomsten uit prostitutie, maar deze korting werd stopgezet toen betrokkene aangaf wegens ziekte niet meer te kunnen werken. Na een anonieme tip in 2012 over mogelijke inkomsten uit prostitutie, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte waarnemingen op een parkeerplaats en een onaangekondigd huisbezoek, waar betrokkene werd geconfronteerd met de bevindingen van de sociale recherche. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Uden de bijstandsuitkering van betrokkene per 5 november 2012 ingetrokken, omdat zij geen opgave had gedaan van haar werkzaamheden.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en betoogde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat de parkeerplaats als werkplek voor betrokkene kon worden aangemerkt. Appellante stelde dat de parkeerplaats in het verleden voor illegale prostitutie werd gebruikt, maar dat dit door overheidsoptreden was verminderd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de waarnemingen van de sociale recherche voldoende bewijs vormden voor de conclusie dat betrokkene op de parkeerplaats seksuele handelingen verrichtte in ruil voor betaling. De Raad bevestigde dat betrokkene haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.