ECLI:NL:CRVB:2015:4158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- E.C.R. Schut
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant door het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) als alleenstaande ouder. Het college heeft echter vastgesteld dat appellant en appellante, met wie hij eerder gehuwd was, in een gezamenlijke huishouding leefden, wat de basis voor de bijstandsverlening ondermijnt. Dit vermoeden ontstond na een onderzoek naar de financiële situatie van appellant, waarbij regelmatig stortingen op zijn bankrekening werden geconstateerd, waarvan enkele afkomstig waren van appellante.
Na een uitgebreid onderzoek door de sociale recherche, dat onder andere getuigenverklaringen en gegevens van de gemeente omvatte, heeft het college besloten de bijstand van appellant in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat de motivering van het college onvoldoende was en heeft het college de gelegenheid gegeven om dit te herstellen.
Na aanvullend onderzoek door het college, waarbij nieuwe getuigenverklaringen zijn verzameld, heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellanten zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk geoordeeld dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gezamenlijke huishouding en dat de intrekking van de bijstand onterecht was. De Raad heeft de eerdere besluiten van het college herroepen en het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellanten.