Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving sinds 29 december 2010 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, terwijl zij op dat moment niet woonachtig was op het uitkeringsadres. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat uit getuigenverklaringen bleek dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde, wat in strijd was met haar inlichtingenverplichting. De Raad bevestigt deze bevindingen en stelt vast dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en teruggevorderd. De Raad benadrukt dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, op het bijstandverlenend orgaan rust. De verklaringen van getuigen die in de buurt van het uitkeringsadres wonen, worden als objectief en onafhankelijk beschouwd, terwijl de verklaringen van vrienden van appellante niet dezelfde waarde hebben. De Raad concludeert dat appellante onjuiste informatie heeft verstrekt over haar woonsituatie, wat leidt tot de bevestiging van de eerdere uitspraak.