ECLI:NL:CRVB:2015:4115
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op Wet WIA-uitkering en toename van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante, die zich op 6 januari 2005 ziek meldde vanwege diverse lichamelijke klachten, had eerder geen recht op een WIA-uitkering vastgesteld door het Uwv, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid wegens rugklachten, heeft het Uwv in 2013 opnieuw vastgesteld dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering, omdat de toegenomen beperkingen niet voortvloeiden uit dezelfde ziekteoorzaak als die op grond waarvan zij eerder ongeschikt was verklaard voor arbeid.
De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden en voerde aan dat haar rugklachten ten onrechte niet waren meegenomen in de eerdere beoordeling. Het Uwv verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een toename van beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. De verzekeringsgeneeskundige rapporten gaven overtuigend aan dat de rugklachten niet als oorzaak van de arbeidsongeschiktheid konden worden aangemerkt, omdat deze klachten in de eerdere beoordeling niet tot arbeidsbeperkingen hadden geleid. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.