ECLI:NL:CRVB:2015:4089
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- E.C.R. Schut
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-uitkering naar norm voor gehuwden en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om de herziening van de AOW-uitkering van appellant, die sinds 1 december 2003 een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor alleenstaanden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft na onderzoek vastgesteld dat appellant een gezamenlijke huishouding voert met G, die op hetzelfde adres woont. Dit leidde tot de aanpassing van zijn AOW-uitkering naar de norm voor gehuwden. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding en heeft zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, verwijzend naar een eerder onderzoek in 2005 waaruit bleek dat er geen wijziging was in zijn leefsituatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant en G op 6 november 2013 beiden hun hoofdverblijf hadden op hetzelfde adres en dat er sprake was van wederzijdse zorg, wat voldoet aan de criteria voor een gezamenlijke huishouding. De Raad heeft de verklaringen van appellant en G tijdens het huisbezoek in overweging genomen en geconcludeerd dat de relatie tussen hen verder gaat dan een zakelijke relatie. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat de Svb geen ondubbelzinnige toezeggingen had gedaan die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellant hadden gewekt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond had verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 november 2015, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.