ECLI:NL:CRVB:2015:4084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van openstaande fraudevorderingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante had verzocht om kwijtschelding van twee openstaande fraudevorderingen bij het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, met een totaalbedrag van € 43.906,82. Het college had dit verzoek afgewezen op basis van de geldende kwijtscheldingsregels, die sinds 1 juli 2012 geen kwijtschelding meer toestaan voor fraudevorderingen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij gedurende minimaal 36 maanden naar draagkracht heeft afgelost, en dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld dat de aflossingsperiode van 36 maanden alleen geldt voor niet-fraudevorderingen. De Raad heeft echter bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de voorwaarde van 60 maandelijkse termijnen onafgebroken aflossen van toepassing is op fraudevorderingen. De Raad heeft de argumenten van appellante niet kunnen volgen en heeft geconcludeerd dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor kwijtschelding.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, bevestigd en heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.