ECLI:NL:CRVB:2015:3967
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvraag om vergoeding van kosten van een vakantie naar Indonesië op basis van oorlogsinvaliditeit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant, geboren in 1942 in het voormalig Nederlands-Indië, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit en ontvangt een periodieke uitkering. Hij had in januari 1995 een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten van een vakantie naar Indonesië, welke aanvraag door de Sociale verzekeringsbank was afgewezen. Deze afwijzing werd in 1995 na bezwaar gehandhaafd, omdat de appellant niet op grond van zijn oorlogsinvaliditeit was aangewezen op een reis naar Indonesië.
In november 2013 diende de appellant opnieuw een verzoek in voor vergoeding van reis- en verblijfkosten naar Indonesië, waarbij hij stelde dat negatieve media-aandacht zijn herinneringen aan de oorlog herleefde en dat hij dreigde overspannen te raken. Dit verzoek werd eveneens afgewezen. De Raad oordeelde dat de vergoeding op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) alleen mogelijk is bij een strikte medische noodzaak, die in dit geval niet aanwezig was. De Raad concludeerde dat de appellant niet onder behandeling was bij een psychiater of psychotherapeut en dat er geen behandelplan was, waardoor hij niet voldeed aan de voorwaarden voor vergoeding.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om vergoeding van kosten van de reis naar Indonesië in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.