ECLI:NL:CRVB:2015:3967

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
14-3129 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag om vergoeding van kosten van een vakantie naar Indonesië op basis van oorlogsinvaliditeit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant, geboren in 1942 in het voormalig Nederlands-Indië, is erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit en ontvangt een periodieke uitkering. Hij had in januari 1995 een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten van een vakantie naar Indonesië, welke aanvraag door de Sociale verzekeringsbank was afgewezen. Deze afwijzing werd in 1995 na bezwaar gehandhaafd, omdat de appellant niet op grond van zijn oorlogsinvaliditeit was aangewezen op een reis naar Indonesië.

In november 2013 diende de appellant opnieuw een verzoek in voor vergoeding van reis- en verblijfkosten naar Indonesië, waarbij hij stelde dat negatieve media-aandacht zijn herinneringen aan de oorlog herleefde en dat hij dreigde overspannen te raken. Dit verzoek werd eveneens afgewezen. De Raad oordeelde dat de vergoeding op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) alleen mogelijk is bij een strikte medische noodzaak, die in dit geval niet aanwezig was. De Raad concludeerde dat de appellant niet onder behandeling was bij een psychiater of psychotherapeut en dat er geen behandelplan was, waardoor hij niet voldeed aan de voorwaarden voor vergoeding.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om vergoeding van kosten van de reis naar Indonesië in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/3129 WUBO
Datum uitspraak: 12 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 6 mei 2014, kenmerk BZ01729305 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Dit bezwaar is door verweerder doorgestuurd en, omdat het was gericht tegen een besluit op bezwaar, door de Raad aangemerkt als beroepschrift.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2015. Daar is appellant verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1942 in het toenmalig Nederlands-Indië, is op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aan hem is onder meer een periodieke uitkering toegekend.
1.2.
Een door appellant in januari 1995 ingediende aanvraag om vergoeding van kosten van een vakantie naar Indonesië heeft verweerder afgewezen. Die afwijzing is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 juli 1995. Hierbij is overwogen dat appellant niet op grond van zijn oorlogsinvaliditeit is aangewezen op een reis naar Indonesië. Het tegen het besluit van
3 juli 1995 ingestelde beroep heeft de Raad ongegrond verklaard bij uitspraak van 30 januari 1997, 95/6423 WUBO.
1.3.
In november 2013 heeft appellant verzocht om vergoeding van reis- en verblijfkosten van een reis naar Indonesië. Appellant stelt dat het negatieve nieuws in de media zijn herinneringen aan een tweetal vluchten tijdens de oorlogsjaren doet herleven en dat hij dreigt overspannen te raken, ook door financiële problemen. Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 7 februari 2014 afgewezen. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
1.4.
In beroep heeft appellant benadrukt dat hem bij de eerste aanvraag al door psychiater J.B. Bakker is aanbevolen een bezoek te brengen aan zijn roots in Indonesië ter afsluiting van de behandeling van zijn psychische klachten.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Gezien de aard van de gevraagde voorziening acht verweerder een vergoeding op grond van artikel 32 van de Wubo slechts mogelijk als voor de reis een strikte medische noodzaak aanwezig is. Een dergelijke noodzaak acht verweerder slechts aanwezig als wordt voldaan aan richtlijnen die worden gehanteerd ten aanzien van therapeutische reizen, te weten:
a. er is sprake van onverwerkt verdriet, onverwerkte rouw en/of gevoelens van machteloosheid en vernedering die het leven ziekelijk beïnvloeden, en
b. het bezoek dient als een (hiërarchisch) eindpunt van een therapeutisch behandelproces, en
c. er is voorafgaande aan de reis een behandelplan, en
d. na afloop van de reis vindt een evaluatie plaats.
De Raad heeft al meermalen uitgesproken een dergelijke benadering van verweerder, gelet op de aard van de gevraagde voorziening en de daarmee gemoeide kosten, in het algemeen niet onjuist of onredelijk te achten (bijvoorbeeld de uitspraak van 1 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1525).
2.2.
Verweerder heeft zijn afwijzing gebaseerd op een tweetal medische adviezen van zijn geneeskundig adviseurs. Beide adviseurs hebben vastgesteld dat appellant momenteel niet onder psychiatrische of psychotherapeutische behandeling is en dat er dus geen sprake is van een voorafgaand behandelplan. Evenmin is de reis naar Indonesië een hiërarchisch eindpunt van de therapie.
2.3.
De Raad acht het bestreden besluit deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. Uit de aanwezige gegevens komt onbetwist naar voren dat appellant voor zijn psychische klachten niet onder behandeling is bij een psychiater of een psychotherapeut. Om die reden voldoet appellant al niet aan de voorwaarden die verweerder stelt om een vergoeding voor een reis naar Indonesië te kunnen toekennen. Dat psychiater Bakker tijdens een onderzoek, dat door hem in 1989 is verricht in het kader van een arbeidsongeschiktheidsprocedure ten behoeve van de toenmalige Raad van Beroep, appellant zou hebben aanbevolen een reis te maken naar zijn roots in Indonesië kan bij onderhavige aanvraag geen rol spelen. Van belang is namelijk of ten tijde van de aanvraag aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Omdat appellant evident niet voldoet aan de voorwaarden zoals opgesomd onder 2.1 heeft verweerder terecht kunnen besluiten om de huisarts van appellant niet te benaderen.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte standhoudt en dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD