ECLI:NL:CRVB:2015:3965
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitbreiding van huishoudelijke hulp op basis van Wubo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant, geboren in 1936 in het voormalig Nederlands-Indië, was eerder erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit. Hij had in 2004 een vergoeding voor huishoudelijke hulp toegekend gekregen, maar verzocht in februari 2014 om uitbreiding van deze hulp. De aanvraag werd afgewezen omdat er geen medische indicatie was voor meer dan het al toegekende dagdeel huishoudelijke hulp per week.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks zijn psychische klachten, in staat was om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. De beoordeling van de aanvraag was gebaseerd op een advies van de geneeskundig adviseur G.L.G. Kho, die concludeerde dat de beperkingen van de appellant niet zodanig ernstig waren dat uitbreiding van de huishoudelijke hulp gerechtvaardigd was. De Raad oordeelde dat de psychische klachten van de appellant niet leidden tot (zelf)verwaarlozing of chaotisch gedrag, en dat hij in staat was om enkele lichte huishoudelijke taken uit te voeren.
De Raad heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om uitbreiding van de huishoudelijke hulp in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van medische indicaties bij aanvragen voor sociale voorzieningen en de rol van deskundigen in het beoordelingsproces.