ECLI:NL:CRVB:2015:3913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- H. van Leeuwen
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als gezinscoach werkzaam was, was sinds 3 oktober 2011 uitgevallen wegens psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 30 september 2013 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na bezwaar van appellante heeft het Uwv enkele aanvullende beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen, maar bleef de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35%. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank in haar oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn om de vastgestelde beperkingen in de FML onvoldoende te achten. Appellante heeft in hoger beroep niet kunnen onderbouwen dat haar beperkingen in aanzienlijke mate zijn onderschat. De Raad concludeert dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies passend zijn voor appellante, en dat de aan die functies verbonden belasting haar mogelijkheden niet overschrijdt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellante.