ECLI:NL:CRVB:2015:3900

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
9 november 2015
Zaaknummer
14-4146 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van hoger beroep en verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2015 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hogerberoepschrift was niet tijdig ingediend, wat leidde tot de eerdere uitspraak van de Raad op 11 november 2014. Appellant had verzet aangetekend, stellende dat hij niet eerder op de hoogte was gesteld van de uitspraak van de rechtbank van 14 mei 2014. De Raad heeft echter vastgesteld dat de uitspraak op 15 mei 2014 op het juiste adres van appellant was verzonden, maar retour was gekomen. Een tweede verzending vond plaats op 12 juni 2014, waarbij appellant werd gewezen op de termijn voor het indienen van hoger beroep. Ondanks een derde verzending op 17 juli 2014, werd het hogerberoepschrift pas op 23 juli 2014 ontvangen, wat buiten de termijn viel. De Raad oordeelde dat appellant niet in verzuim was geweest en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het beroep op artikel 8:39 van de Algemene wet bestuursrecht werd door de Raad verworpen, omdat de rechtbank de uitspraak op de voorgeschreven wijze had bekendgemaakt. De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 november 2015
14/4146 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Den Haag van 14 mei 2014, 14/3114 en 14/2828 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 11 november 2014 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 23 september 2015. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 11 november 2014 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Uit de gedingstukken blijkt dat een afschrift van de aangevallen uitspraak op 15 mei 2014 bij aangetekende brief aan het - juiste - adres van appellant is gezonden. Aangezien de rechtbank deze uitspraak retour heeft ontvangen, is de uitspraak op 12 juni 2014 nogmaals aan appellant gezonden. Daarbij is appellant erop gewezen dat de tweede verzending van de uitspraak geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep. Nadat appellant bij brief gedateerd 8 juni 2014, maar bij de rechtbank ontvangen op 10 juli 2014, had geïnformeerd naar de stand van zaken, heeft de rechtbank op 17 juli 2014 wederom een afschrift van de uitspraak aan appellant gezonden. Daarbij is appellant erop gewezen dat (ook) de derde verzending van de uitspraak geen wijziging brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was aldus 26 juni 2014. Het hogerberoepschrift is op 23 juli 2014 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat de uitspraak niet eerder bij hem bekend is geworden dan bij de brief van de rechtbank van 17 juli 2014 en dat niet is gebleken wanneer en aan wie de uitspraak in eerste instantie is toegezonden. De Raad ziet hierin geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het niet afhalen van aangetekende stukken is voor risico van de geadresseerde. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het beroep van appellant op (strijd met) artikel 8:39, eerste lid, van de Awb kan de Raad niet volgen. De rechtbank heeft de aangevallen uitspraak op de in de artikelen 8:37, eerste lid, en 8:79, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Het verzet is ongegrond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
4 november 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

HD