ECLI:NL:CRVB:2015:3822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving bijstand als alleenstaande ouder, maar er ontstond twijfel over haar woonsituatie na een melding van een inkomensconsulent. Dit leidde tot een onderzoek waaruit bleek dat appellante en appellant, met wie zij eerder gehuwd was, feitelijk samenwoonden zonder dit te melden. Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers heeft daarop besloten de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en een bedrag van € 1.814,38 terug te vorderen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep hebben appellanten hun standpunten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding en dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden. De financiële omstandigheden van appellante werden niet als dringende reden voor terugvordering erkend, en het beroep op artikel 59 van de WWB werd verworpen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.