ECLI:NL:CRVB:2015:3820
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering na schending inlichtingenverplichting in verband met autohandel
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellant, die sinds 14 maart 2008 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd laatstelijk verstrekt naar de norm voor een alleenstaande, met een toeslag van 10% wegens inwoning bij zijn moeder. Naar aanleiding van een anonieme tip dat appellant niet op het opgegeven adres woonde, maar bij zijn echtgenote, heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 2008 tot en met 2013 verschillende auto’s op zijn naam had staan, zonder deze te melden aan het college, wat een schending van de inlichtingenverplichting inhoudt.
Appellant heeft niet gereageerd op verzoeken om informatie en is niet verschenen op geplande gesprekken. Het college heeft daarop zijn bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken. De Raad oordeelt dat appellant niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichting en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De rechtbank heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, maar met verbetering van de gronden.