ECLI:NL:CRVB:2015:3816
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar intrekkingsbesluit bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een intrekkingsbesluit van de bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade. Appellant ontving sinds 1 november 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Op 9 juli 2013 heeft het college de bijstand van appellant ingetrokken, omdat hij niet meer op het opgegeven adres woonde. Appellant heeft pas op 27 januari 2014 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat te laat was volgens het college. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat appellant niet tijdig had gereageerd en er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding.
De rechtbank Limburg heeft de beslissing van het college bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat hij niet op de hoogte was van het intrekkingsbesluit en dat hij geen post kon ontvangen op het opgegeven adres. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant wel degelijk op de hoogte had kunnen zijn van het besluit, aangezien hij in juli 2013 mondeling was geïnformeerd over de intrekking van zijn bijstand. De Raad concludeerde dat appellant niet in verzuim was geweest en dat het college terecht had afgezien van het horen van appellant, omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen gegrond beroep was. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de appellant om ervoor te zorgen dat hij post kan ontvangen op een geldig adres.