ECLI:NL:CRVB:2015:3813
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstand WWB
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om zijn aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling te stellen. Appellant had op 14 mei 2013 een aanvraag ingediend, maar het college stelde hem in brieven van 21 mei en 12 juni 2013 in kennis van het feit dat hij niet alle benodigde gegevens had aangeleverd. Ondanks de mogelijkheid om de ontbrekende stukken aan te leveren, heeft appellant niet tijdig de gevraagde bankafschriften ingeleverd. Het college heeft daarop op 11 juli 2013 besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant niet aan de informatieverplichting had voldaan.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het hem niet te verwijten valt dat hij niet tijdig de gevraagde gegevens heeft overgelegd, en dat hij niet goed geïnformeerd was over de mogelijkheid om uitstel te vragen. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat appellant wel degelijk in de gelegenheid is gesteld om zijn aanvraag aan te vullen en dat hij niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd. De Raad oordeelt dat de voorwaarden voor het buiten behandeling stellen van de aanvraag zijn nageleefd en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, aangezien de Raad geen fouten heeft geconstateerd in de besluitvorming van het college.