ECLI:NL:CRVB:2015:3809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellanten, die sinds 17 januari 2003 bijstand ontvangen, zijn in hoger beroep gegaan tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan. De aanleiding voor de intrekking van de bijstand was een melding van het Inlichtingenbureau over de registratie van diverse auto’s op naam van appellant, waarvan een groot aantal naar het buitenland was geëxporteerd. Het college van burgemeester en wethouders van Best heeft na onderzoek besloten de bijstand over verschillende maanden in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen melding heeft gemaakt van de activiteiten rondom de auto’s en dat er sprake was van een stelselmatige wisseling van voertuigen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of appellant recht had op bijstand. De rechtbank heeft de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. Appellant heeft niet aangetoond dat hij recht had op bijstand in de betreffende maanden, en zijn argumenten over gedragsverandering werden niet relevant geacht voor de heroverweging van de opgelegde maatregel.
De Raad heeft ook geoordeeld dat de opgelegde maatregel niet gematigd kon worden, omdat appellant niet had aangetoond dat hij door zijn medische situatie niet in staat was om de benodigde informatie te verstrekken. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.