ECLI:NL:CRVB:2015:3801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J. Riphagen
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin werd geoordeeld dat zij geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante, die als callcenter medewerker werkte, meldde zich ziek met diverse klachten en ontving eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv concludeerde dat zij met ingang van 18 februari 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dus geen recht had op een WIA-uitkering. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts de beperkingen van appellante correct had vastgesteld.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Ze overhandigde medisch bewijs ter ondersteuning van haar claim, maar het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was verricht. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies van het Uwv kon ondermijnen. De Raad bevestigde dat de functie van callcenter medewerker terecht als maatman was aangemerkt en dat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij van meet af aan ongeschikt was voor deze functie. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.