ECLI:NL:CRVB:2015:376

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
13-956 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van maatmaninkomen en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die als kok werkte, was sinds 28 april 2010 uitgevallen voor zijn werkzaamheden. Het Uwv had op 7 mei 2012 besloten om appellant per 25 april 2012 een WIA-uitkering te weigeren, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank Den Haag op 23 januari 2013 bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht was uitgegaan van een maatmaninkomen gebaseerd op een werkweek van twintig uur. Appellant had in de drie maanden voorafgaand aan zijn uitval als kok gewerkt, maar had na zijn ziekmelding tijdelijk voltijds gewerkt, wat niet meetelde voor de berekening van het maatmaninkomen. De Raad bevestigde dat het voltijds werk de krachten en bekwaamheden van appellant te boven ging, en dat het Uwv de juiste maatman had gehanteerd.

Appellant voerde aan dat het Uwv een onjuist maatmaninkomen had gehanteerd, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de juiste maatmaninkomen had vastgesteld. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

13/956 WIA
Datum uitspraak: 16 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
23 januari 2013, 12/9256 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K.T.F. Chocolaad, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.H. Ermers.

OVERWEGINGEN

1. Op 28 april 2010 is appellant uitgevallen voor zijn werkzaamheden als kok bij pizzeria [naam pizzaria] in [plaatsnaam]. Bij besluit van 7 mei 2012 heeft het Uwv appellant per 25 april 2012 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Bij besluit van 23 augustus 2012 heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het Uwv terecht is uitgegaan van een maatmaninkomen gebaseerd op een werkweek van twintig uur per week. Volgens vaste rechtspraak geldt daarbij als hoofdregel dat als maatman heeft te gelden het laatstelijk voor uitval verrichte werk. Het Uwv heeft het werk van appellant als kok als maatgevende arbeid aangemerkt, aangezien hij dit werk geruime tijd naar kracht en bekwaamheden heeft verricht en ook op het tijdstip van uitval verrichtte. Uit de SV-loongegevens - waarvan de juistheid niet is betwist - blijkt dat appellant in de drie maanden voorafgaand aan zijn uitval op 28 april 2010 als kok werkte, in een arbeidspatroon van twintig uur per week, tegen een uurloon van
€ 9,19. Dit komt ook overeen met een kopie van een arbeidsovereenkomst met pizzeria [naam pizzaria] over die periode waarin een dienstverband van twintig uur per week wordt genoemd. De omstandigheid dat appellant na zijn ziekmelding - uit geldgebrek - opnieuw is gaan werken voor pizzeria [naam pizzaria], ditmaal in een dienstverband van 38 uur per week, kan niet meetellen bij de vaststelling van het maatmaninkomen. Appellant kon naar eigen zeggen een dienstverband van deze omvang vanwege lichamelijke klachten niet volhouden. Het Uwv heeft dit (voltijds) werk dan ook terecht beoordeeld als arbeid die de krachten en bekwaamheden van appellant te boven gingen en op die grond buiten de berekening van het maatmaninkomen gehouden. Van een wisseling van maatman is om diezelfde reden geen sprake.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv een onjuist maatmaninkomen heeft gehanteerd, gebaseerd op een werkweek van 20 uur, en zodoende het verlies aan verdiencapaciteit van appellant verkeerd heeft berekend. Het Uwv is er naar de mening van appellant ten onrechte aan voorbij gegaan dat hij, voordat hij door ziekte uitviel, 40 uur per week heeft gewerkt tegen een bruto maandloon van € 1.536,89. Dit betekent dat appellant
- uitgaande van de door de arbeidsdeskundige vastgestelde resterende verdiencapaciteit van
€ 837,29 - meer dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
Appellant was sinds 10 december 2009 werkzaam voor gemiddeld twintig uur per week. Dit hebben hij en zijn werkgever ook vastgelegd in de arbeidsovereenkomst van 9 december 2009. Appellant is uit deze werkzaamheden uitgevallen op 28 april 2010. Nadien is hij gedurende de wettelijke wachttijd van 104 weken onafgebroken wegens ziekte ongeschikt voor deze werkzaamheden gebleven. Tijdens deze wachttijd heeft appellant zijn werkzaamheden als kok hervat, nu gedurende 38 uur per week. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat dit voltijds werk de krachten en bekwaamheden van appellant te boven ging. Appellant heeft geen medische gegevens in het geding gebracht die tot een ander oordeel nopen. Om die reden kan deze arbeid niet als de maatgevende arbeid worden aangemerkt. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het Uwv terecht is uitgegaan van een maatmaninkomen gebaseerd op een werkweek van twintig uur per week.
4.2.
Hetgeen onder 4.1 is overwogen, leidt tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van
S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2015.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) S. Aaliouli
IvR