ECLI:NL:CRVB:2015:3732
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsbesluiten en procesbelang in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de blokkering en opschorting van bijstandsuitkeringen aan appellante, die sinds 23 februari 2012 bijstand ontvangt op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had de bijstand van appellante geblokkeerd en opgeschort omdat zij niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Raad heeft geoordeeld dat appellante wel degelijk procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaren, omdat zij in haar bezwaarschriften om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand heeft verzocht. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het bestreden besluit van het college vernietigd, waarbij de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 2 en 16 april 2014 ongegrond zijn verklaard.
De Raad heeft tevens geoordeeld dat het college terecht tot blokkering van de bijstandsuitkering is overgegaan, omdat er gegronde redenen waren om aan te nemen dat appellante niet langer recht op bijstand had. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.960,-, en heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 168,- vergoedt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het procesbelang en de zorgvuldigheid van bestuursorganen bij het nemen van besluiten over bijstandsverlening.