ECLI:NL:CRVB:2015:3625
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet ontvankelijk bezwaar tegen terugvordering bijstandsuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug ongegrond werd verklaard. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), maar zijn bijstand werd per 10 augustus 2010 herzien en ingetrokken. Het dagelijks bestuur kondigde aan dat de ten onrechte ontvangen bijstand over de periode van 10 augustus 2010 tot 1 juli 2013 zou worden teruggevorderd. Appellant maakte bezwaar tegen deze terugvordering, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het zich richtte tegen een mededeling die niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt.
De rechtbank bevestigde het standpunt van het dagelijks bestuur en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en dat hij niet was gehoord. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht had geoordeeld dat het bezwaar tegen de aangekondigde terugvordering niet-ontvankelijk was, omdat de mededeling over de terugvordering niet als een besluit kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.