ECLI:NL:CRVB:2015:3572
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- E.C.R. Schut
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens onduidelijke woonsituatie en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan betrokkene door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene had zich op 18 februari 2012 gemeld voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en had op 20 maart 2012 een aanvraag ingediend. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen omdat betrokkene geen bankafschriften kon overleggen. Na een tweede aanvraag op 18 februari 2013, die ook werd afgewezen, heeft de rechtbank Amsterdam in een tussenuitspraak bepaald dat appellant betrokkene bijstand moest toekennen van 1 maart 2012 tot 18 februari 2013, maar dat de bijstand per 18 februari 2013 kon worden ingetrokken als betrokkene zijn inlichtingenverplichting niet nakwam.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld. De Raad oordeelt dat de onderzoeksgegevens die door appellant zijn verzameld, voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat betrokkene zijn inlichtingen- en medewerkingsverplichting heeft geschonden. Betrokkene heeft geweigerd om adresgegevens van zijn vriendin te verstrekken en heeft geen toestemming gegeven voor huisbezoeken, waardoor zijn feitelijke woonsituatie niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigt dat de intrekking van de bijstand per 18 februari 2013 op goede gronden heeft plaatsgevonden.
De rechtbank had ten onrechte het besluit van 20 december 2013 vernietigd en het beroep tegen dit besluit in zoverre ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze het beroep tegen het besluit van 20 december 2013 gegrond heeft verklaard en bevestigt de uitspraak voor het overige. De proceskosten worden niet toegewezen.