ECLI:NL:CRVB:2015:3500
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stelling aanvraag om bijstandsuitkering wegens niet overleggen bankafschriften
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die tot 1 februari 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had op 4 februari 2013 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer heeft de aanvraag echter buiten behandeling gesteld omdat de appellant de gevraagde bankafschriften niet tijdig had overgelegd. De appellant had tot 26 februari 2013 de tijd om de benodigde documenten aan te leveren, maar heeft dit niet gedaan.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de bankafschriften niet nodig waren, omdat uit de door hem verstrekte informatie al kon worden opgemaakt dat hij geen vermogen had. Tevens stelde hij dat hij op 25 februari 2013 telefonisch had doorgegeven dat zijn auto, waarin de bankafschriften lagen, gestolen was, en dat het college de hersteltermijn had moeten verlengen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de bankafschriften noodzakelijk waren voor een goede beoordeling van de financiële situatie van de appellant en dat hij redelijkerwijs in staat had moeten zijn om deze tijdig te overleggen.
De Raad heeft de beroepsgrond van de appellant dat het college hem een nadere termijn had moeten geven, verworpen. Het was aan de appellant om het college tijdig te informeren over zijn situatie en om een verlenging van de termijn te verzoeken, wat hij niet heeft gedaan. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.