ECLI:NL:CRVB:2015:3485
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. Appellante had een aanvraag ingediend voor bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de veronderstelling dat appellante een gezamenlijke huishouding voerde met haar ex-partner, J, die ook op hetzelfde adres stond ingeschreven. De Raad heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden onvoldoende bewijs boden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank vernietigd en de besluiten van het college herroepen. Tevens is het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van appellante, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. De proceskosten van appellante zijn door het college vergoed, en het griffierecht wordt eveneens terugbetaald.