ECLI:NL:CRVB:2015:3436

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
14/6755 WSF-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 7 oktober 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/6755 WSF-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 27 mei 2015, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend, stellende dat hij nooit een verzoek tot betaling van het griffierecht heeft ontvangen.

Tijdens de zitting op 23 september 2015 zijn partijen niet verschenen, met uitzondering van de Minister, die voorafgaand aan de zitting een bericht had gestuurd. De Raad heeft overwogen dat het griffierecht niet is betaald en dat appellant in verzuim is geweest. De brieven van de Raad, waarin het griffierecht werd opgeëist, zijn naar het juiste adres van appellant verzonden en zijn niet retour ontvangen. De Raad heeft informatie opgevraagd bij PostNL, waaruit bleek dat de brief van 19 januari 2015 op 20 januari 2015 is afgeleverd. De Raad concludeert dat het risico van het niet ontvangen van de brief bij appellant ligt.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door T.G.M. Simons, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 oktober 2015
14/6755 WSF-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 november 2014, 14/1896 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 27 mei 2015 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 23 september 2015, waar partijen - de Minister met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 27 mei 2015 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 19 januari 2015 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij nooit een verzoek tot betaling van het verschuldigde griffierecht heeft ontvangen.
Uit de gedingstukken blijkt dat de aangetekend verzonden brief van 19 januari 2015, evenals een eerdere door de Raad op 12 december 2014 per gewone post verzonden brief met betrekking tot de verschuldigdheid van het griffierecht, aan het - juiste - adres van appellant is verzonden. Deze brieven zijn bij de Raad niet retour ontvangen. Blijkens door de Raad ambtshalve opgevraagde informatie van PostNL is de brief van 19 januari 2015 op 20 januari 2015 afgeleverd op het adres van appellant. Dat de brief mogelijkerwijs in ontvangst is genomen door een persoon die deze vervolgens niet aan appellant heeft overhandigd, is voor risico van appellant. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
7 oktober 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
JvC