ECLI:NL:CRVB:2015:3431

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
14/6437 WSF-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake tijdige indiening van beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hogerberoepschrift. De zaak betreft een verzet dat is ingesteld door mr. K. Bingöl, advocaat van appellant, tegen de uitspraak van de Raad van 4 februari 2015, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat de laatste dag voor indiening van het beroepschrift 13 november 2014 was, maar dat het beroepschrift pas op 21 november 2014 ter post was bezorgd en op 24 november 2014 bij de Raad was ontvangen. Appellant stelde dat het beroepschrift tijdig was gepost en dat de vertraging te wijten was aan gebrekkige postbezorging. De Raad oordeelde echter dat de enkele verklaring van de gemachtigde niet voldoende was om aan te tonen dat het beroepschrift eerder ter post was bezorgd. Bovendien werd opgemerkt dat het beroepschrift ook niet binnen een week na afloop van de termijn bij de Raad was ontvangen, waardoor het niet tijdig was ingediend. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten, aangezien appellant had gekozen voor niet-aangetekende verzending. Het verzet werd ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 oktober 2015
14/6437 WSF-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Den Haag van 25 september 2014, 14/3662 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 4 februari 2015 heeft de Raad het namens appellant door
mr. K. Bingöl, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak
niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. Bingöl verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 23 september 2015. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 4 februari 2015 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 13 november 2014. Het hogerberoepschrift is gedateerd 10 november 2014 en is blijkens het poststempel op de enveloppe op 21 november 2014 ter post bezorgd. Het is op 24 november 2014 bij de Raad ontvangen.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde vermeld dat appellant niet begrijpt en niet kan achterhalen waarom zijn hogerberoepschrift pas op 21 november 2014 is gestempeld. Volgens de gemachtigde is het hogerberoepschrift ruim op tijd op de post gedaan en is het te laat bij de Raad aangekomen vanwege een gebrekkige postbezorging. Bovendien is appellant van mening dat zijn hogerberoepschrift op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb als tijdig ingediend dient te worden aangemerkt aangezien het hogerberoepschrift binnen een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een (hoger)beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad wordt bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan van het op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele verklaring van de gemachtigde dat appellant het hogerberoepschrift tijdig heeft gepost, is daarvoor niet toereikend. De Raad merkt ten overvloede op dat het hogerberoepschrift ook niet binnen een week na afloop van de termijn bij de Raad is ontvangen. Het hogerberoepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring desondanks achterwege, indien - kort gezegd - de indiener van het (hoger)beroepschrift niet kan worden verweten dat de termijn is overschreden. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad is daarvan geen sprake, als de indiener van het (hoger)beroepschrift heeft gekozen voor
niet-aangetekende verzending daarvan. De gevolgen van die keuze komen voor risico van de indiener, in dit geval (de gemachtigde van) appellant.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
7 oktober 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
JvC