ECLI:NL:CRVB:2015:3429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens niet voldoen aan de wekeneis en detentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die in voorlopige hechtenis zat van 4 juni 2013 tot en met 19 november 2013, had een WW-uitkering aangevraagd na ontslag van zijn werkgever. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de WW-uitkering ontzegd op grond van artikel 17 van de Werkloosheidswet (WW), omdat de appellant niet voldeed aan de wekeneis. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat de wekeneis restrictief moet worden uitgelegd en dat detentie niet kan worden aangemerkt als onbetaald verlof. De appellant stelde dat hij met zijn werkgever was overeengekomen dat hij onbetaald verlof had gekregen, maar de Raad oordeelt dat dit niet aannemelijk is gemaakt. De brief van de appellant aan de werkgever biedt onvoldoende bewijs voor de claim van onbetaald verlof. De Raad bevestigt dat er geen aanleiding is voor een voorverlenging van de referteperiode, omdat de appellant niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk onbetaald verlof heeft gekregen.
Uiteindelijk komt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gedaan.