ECLI:NL:CRVB:2015:3426

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
13/5571 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep, dat eerder was afgewezen omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De Raad had vastgesteld dat de laatste dag voor indiening van het hogerberoepschrift 14 oktober 2013 was, maar dat het ingediende stuk gedateerd was op 16 oktober 2013 en pas op diezelfde dag was ontvangen.

De appellant voerde aan dat hij om medische redenen niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen en dat hij onjuiste informatie had ontvangen van een medewerker van de Raad. Tijdens de zitting op 23 september 2015 heeft de appellant verklaard dat hij op 13 oktober 2013 contact had gehad met de griffie van de Raad, die hem had aangeraden te wachten met indienen totdat hij over alle medische stukken beschikte. De Raad heeft echter geconcludeerd dat het telefoongesprek niet op die datum kon hebben plaatsgevonden, aangezien 13 oktober 2013 een zondag was. Bovendien heeft de appellant geen medische stukken overgelegd die zijn stelling onderbouwden dat hij gedurende de gehele hogerberoepstermijn niet in staat was om een hogerberoepschrift in te dienen.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 oktober 2015
13/5571 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 augustus 2013, 05/4880 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 14 februari 2014 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 23 september 2015. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 14 februari 2014 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
14 oktober 2013. Het hogerberoepschrift is gedateerd 16 oktober 2013 en is bij faxbericht van 16 oktober 2013 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij om medische redenen niet in staat is geweest eerder hoger beroep in te stellen. Appellant heeft ter zitting verder verklaard dat hij op
13 oktober 2013 heeft gebeld met een medewerker van (de griffie van) de Raad en dat deze medewerker appellant heeft aangeraden te wachten met het indienen van zijn hogerberoepschrift totdat hij over alle (medische) stukken beschikte.
Voor zover appellant hiermee heeft willen betogen dat het hogerberoepschrift te laat is ingediend doordat hij onjuiste informatie heeft gekregen van een medewerker van de Raad, slaagt dit betoog niet. Appellant heeft in zijn hogerberoepschrift van 16 oktober 2013 het volgende vermeld: “Enkele dagen geleden deelde een medewerker van de Centrale Raad van Beroep ons mede dat wij alleen een schrijven moesten sturen aan de Centrale Raad van Beroep dat wij een hoger beroep wilde instellen tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam in bovengenoemde zaak. En dat wij later in de gelegenheid gesteld zouden worden om het verweer met aanvullende stukken in te zenden aan de Centrale Raad van Beroep te Utrecht”. De Raad merkt verder op dat het telefoongesprek van appellant met de griffie van de Raad niet op 13 oktober 2013 kan hebben plaatsgevonden aangezien 13 oktober 2013 een zondag was. De Raad stelt verder vast dat appellant - ook - in verzet geen medische stukken heeft ingediend waaruit blijkt dat hij gedurende de gehele hogerberoepstermijn buiten staat is geweest een hogerberoepschrift in te (laten) dienen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
7 oktober 2015.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

NK