ECLI:NL:CRVB:2015:3406

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
14/3952 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting en intrekking van bijstand wegens niet reageren op oproepen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 17 december 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had niet gereageerd op oproepen van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Deze oproepen waren gedaan naar aanleiding van een melding dat appellant twee auto’s least. De appellant werd opgeroepen voor een gesprek op 21 mei 2013, maar verscheen niet. Het college heeft daarop zijn recht op bijstand opgeschort en later ingetrokken, omdat appellant niet tijdig had gereageerd.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen de intrekking van de bijstand gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat, hoewel appellant psychische problematiek had, dit niet aannemelijk maakte dat hij niet in staat was om op de oproepen te reageren. De Raad concludeerde dat appellant van het niet tijdig reageren op de oproepen een verwijt kon worden gemaakt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie met het college en de verantwoordelijkheden van de bijstandsontvanger, zelfs in het licht van psychische problemen.

Uitspraak

14/3952 WWB
Datum uitspraak: 6 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2014, 14/2494 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T.P. Schut, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2015. Namens appellant is
mr. Schut verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R. Lo Fo Sang.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving sedert 17 december 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Naar aanleiding van een melding dat appellant twee auto’s least, heeft het college appellant bij brief van 16 mei 2013 opgeroepen voor een gesprek op 21 mei 2013, waarbij hij onder andere bankafschriften of transactieoverzichten van zijn rekeningen moest meenemen.
1.3.
Bij besluit van 21 mei 2013 (besluit 1) heeft het college het recht op bijstand van appellant met ingang van 21 mei 2013 opgeschort omdat hij niet op de afspraak is verschenen. Daarbij heeft het college appellant wederom opgeroepen voor een gesprek op 23 mei 2013.
1.4.
Bij besluit van 6 juni 2013 (besluit 2), na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 28 maart 2014 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellant met ingang van 21 mei 2013 ingetrokken. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant heeft verzuimd binnen de in het opschortingsbesluit gestelde termijn te reageren.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover daarbij is verzuimd te beslissen op het bezwaar tegen besluit 1, en het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - samengevat - overwogen dat niet aannemelijk is dat appellant als gevolg van psychische klachten geen gehoor heeft kunnen geven aan de oproepen van 16 mei 2013 en 21 mei 2013 dan wel niet in staat is geweest om tijdig contact op te nemen naar aanleiding van de oproepen. Het college heeft in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot opschorting en intrekking gebruik kunnen maken.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor het wettelijke kader verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
Niet in geschil is dat appellant niet heeft gereageerd op de oproepen van 16 mei 2013 en 21 mei 2013.
4.2.
Appellant heeft aangevoerd dat hem door zijn psychische gesteldheid niet kan worden verweten dat hij geen gehoor heeft gegeven aan de oproepen.
4.3.
In het dossier bevinden zich e-mails van de behandelend psycholoog T. Tasliyurt van
12 juni 2013 en 24 juni 2013. Hieruit blijkt dat bij appellant weliswaar sprake is van een psychische problematiek, maar hiermee is niet aannemelijk gemaakt dat appellant ten tijde van de oproepen op 16 mei 2013 en 21 mei 2013 niet in staat was kennis te nemen van de inhoud van deze oproepen en hierop tijdig te reageren door contact op te nemen met het college. Dit betekent dat appellant van het niet tijdig reageren op de oproepen een verwijt kan worden gemaakt.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2015.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) C.M. Fleuren

HD