ECLI:NL:CRVB:2015:3394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen bankrekening en studieschuld
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 28 november 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd verleend op basis van een negatief saldo van bezittingen en schulden van appellant. Echter, na een melding van het Landelijk Inlichtingenbureau bleek dat appellant beschikte over een verzwegen bankrekening met een positief saldo van € 8.640,- per 31 december 2010. Dit leidde tot een onderzoek door de gemeente Haarlem, waarna het college besloot de bijstand van appellant in te trekken over een bepaalde periode en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het college rekening had moeten houden met zijn studieschuld bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De Raad overweegt dat schulden alleen in aanmerking worden genomen als de betrokkene kan aantonen dat er een daadwerkelijke verplichting tot terugbetaling bestaat. De Raad concludeert dat de studieschuld van appellant niet in mindering kon worden gebracht op het positieve saldo van zijn bankrekeningen, omdat de verplichting tot aflossing pas na de beoordelingsperiode van kracht werd.
Daarnaast betoogde appellant dat het onbillijk was dat hij zowel de studieschuld als de teruggevorderde bijstand moest aflossen. De Raad oordeelt dat het college in overeenstemming met het beleid heeft gehandeld en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van onbillijkheden van zwaarwegende aard. Het hoger beroep van appellant wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.