ECLI:NL:CRVB:2015:3389
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen bankrekeningen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die van 20 juli 2002 tot en met 30 april 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een vermogenssignaal van het Inlichtingenbureau, dat appellant op 31 december 2009 een tweede bankrekening had met een saldo van € 17.058,-, heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij twee bankrekeningen had, waarvan het saldo het vrij te laten vermogen overschreed.
Op 13 september 2012 heeft het college besloten de bijstand over de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 april 2010 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 2.943,05 terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigde het besluit van het college, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 6 oktober 2015 geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet kon beschikken over het saldo op de en/of-rekening. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellant niet heeft aangetoond dat het tegoed op de rekening niet tot zijn vermogen behoorde. Ook de beroepsgrond dat de terugvordering in strijd is met het beleid van het college, werd verworpen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het college terecht heeft gehandeld door de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen.