ECLI:NL:CRVB:2015:3370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig op het opgegeven adres
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 1 januari 1997 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Optimisd heeft na een onderzoek geconcludeerd dat appellant niet woonachtig was op het opgegeven adres. Dit onderzoek omvatte een onaangekondigd huisbezoek en een hoorzitting. De bevindingen leidden tot een besluit van 7 februari 2013, waarin de bijstand met terugwerkende kracht werd ingetrokken en een bedrag van € 3.092,69 werd teruggevorderd. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit ongegrond, met als argument dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij zijn standpunt herhaalde dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, op het bijstandverlenend orgaan rust. De Raad concludeert dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan, wat betekent dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, omdat de onderzoeksresultaten en de verklaringen van appellant en zijn dochter niet ondersteunen dat hij op het uitkeringsadres woonde. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur terecht heeft geconcludeerd dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden, wat leidt tot de bevestiging van de intrekking van de bijstand. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.