ECLI:NL:CRVB:2015:3289
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Op 23 september 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/4927 WAO-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak is behandeld door de enkelvoudige kamer, onder leiding van rechter T.G.M. Simons, met griffier D.W.M. Kaldenhoven. Tijdens de zitting is er niemand verschenen, wat de procedure heeft beïnvloed.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard. Dit betekent dat de Raad geen aanleiding heeft gevonden om de eerdere uitspraak van 26 november 2014, waarin de Raad zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het hoger beroep, te herzien. De uitspraak van 26 november 2014 was gebaseerd op de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en de Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde van appellante in het verzet geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen.
De Raad heeft ook ambtshalve geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die zouden rechtvaardigen dat het appelverbod, zoals vastgelegd in artikel 8:104, tweede lid, van de Awb, zou moeten worden doorbroken. Dit houdt in dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel, waartegen het hoger beroep was ingesteld, in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures. De uitspraak is vastgelegd in een proces-verbaal, ondertekend door de griffier en de voorzitter van de kamer.