ECLI:NL:CRVB:2015:3265

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
14/2800 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart op basis van medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart door het college van burgemeester en wethouders van Helmond werd bevestigd. De appellant had zijn aanvraag voor de parkeerkaart ingediend, maar deze werd afgewezen op basis van een advies van arts R.M. van Noort van Argonaut Advies BV. Van Noort concludeerde dat de appellant in staat was om meer dan 100 meter aaneen te lopen, eventueel met hulpmiddelen. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door Argonaut niet onzorgvuldig was uitgevoerd. Van Noort had de appellant lichamelijk onderzocht en relevante medische informatie verzameld. De Raad concludeerde dat de informatie die de appellant in bezwaar had overgelegd, niet leidde tot een andere beoordeling van zijn medische situatie. De Raad wees erop dat de appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de vereiste afstand van 100 meter te lopen.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/2800 BABW
Datum uitspraak: 16 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
3 april 2014, 13/5201 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Helmond (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij DAS, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2015. Appellant en
mr. Van Berkel zijn, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door C.J.M.A. Erps en C. van der Vorst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 12 april 2013 heeft het college de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart voor de bestuurder afgewezen. Hieraan heeft het college een advies van 28 februari 2013 van R.M. van Noort, arts bij Argonaut Advies BV ten grondslag gelegd. Van Noort heeft geconcludeerd dat appellant in staat is om meer dan 100 meter aaneen te lopen, eventueel met gebruik van hulpmiddelen.
1.2.
In bezwaar heeft het college ook eerder door Van Noort uitgebreide advies van
12 februari 2013 aan zijn besluit ten grondslag gelegd.
1.3.
Bij besluit van 29 september 2013 (bestreden besluit) heeft het college het besluit van
12 april 2013 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant voert aan dat zijn medische situatie onvoldoende is beoordeeld. Het college had de medische informatie die was overgelegd voor het bestreden bezwaar, moeten betrekken bij de besluitvorming. Volgens appellant hebben de rechtbank en het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat, omdat er geen sprake was van een medisch eindoordeel, de medische situatie niet behoefde te worden beoordeeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
4.2.
Deze regeling is de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart kunnen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen, voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen.
4.3.
Anders dan appellant betoogt, is er geen aanleiding om te concluderen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat zijn medische toestand onvoldoende is beoordeeld. Uit de rapporten van Argonaut volgt dat Van Noort appellant heeft gezien op het spreekuur op 5 februari 2013, waarbij hij appellant lichamelijk heeft onderzocht en geobserveerd. Tevens heeft hij een oriënterend psychisch onderzoek verricht en informatie bij de huisarts opgevraagd. Op 20 februari 2013 heeft de huisarts gereageerd. In zijn mail van
26 augustus 2013 heeft Van Noort nader toegelicht dat hij de informatie die appellant in bezwaar heeft overgelegd, namelijk het medisch paspoort, de brief van de orthopedisch chirurg L.L.A. Kleijn van 23 februari 2012, een verwijsbrief naar de pijnkliniek en informatie van de anesthesioloog D. Oubaha van 8 augustus 2012 dezelfde informatie betrof die bij het spreekuur op 5 februari 2013 was overgelegd en dat hij deze informatie of dat moment bij zijn beoordeling heeft betrokken.
4.4.
Op het door appellant overgelegde rapport “Gezond Leven Bodytest Uitgebreid” van Maetis Ardyn van 28 mei 2013 heeft Van Noort in zijn mail van 26 augustus 2013 gereageerd. Hoewel bij de bestudering door Van Noort een pagina ontbrak, geeft dit geen aanleiding om te oordelen dat het onderzoek onzorgvuldig was. Van Noort heeft geconcludeerd dat in het rapport vermelde testgegevens, normale waarden betroffen. De ontbrekende pagina is vervolgens telefonisch opgevraagd bij appellant. De door appellant overgelegde ontbrekende pagina 5 van het rapport levert geen nieuwe inzichten op nu
Van Noort in zijn medisch advies heeft meegewogen dat bij appellant sprake was van een beperkte inspanningstolerantie.
4.5.
Appellant voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Van Noort geen informatie bij de chirurg Nienhuijs hoefde op te vragen, omdat nog geen sprake was van een eindtoestand. Wat hier ook van zij, zelfs als er destijds aanleiding was geweest om informatie bij Nienhuis op te vragen - wat naar het oordeel van de Raad niet het geval was - had dit niet tot een ander resultaat geleid. Uit het door appellant overgelegde rapport van 6 maart 2014, dat de verzekeringsarts M.A.A.B. Opheij heeft opgesteld in het kader van de beoordeling van een aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, volgt dat er op 22 januari 2014 informatie van Nienhuijs is ontvangen. Tussen partijen is niet in geschil dat toen sprake was van een medische eindtoestand. Nienhuijs heeft vastgesteld dat er een afwijking van het middenrif is, wat tot symptomen leidt. Opheij heeft in zijn rapport, met inachtneming van deze informatie, vervolgens geconcludeerd dat appellant buitenshuis maximaal 150 à 300 meter kan lopen met de gebruikelijke hulpmiddelen.
4.6.
De door appellant in hoger beroep overgelegde informatie van de orthopedisch chirurg van 26 maart 2015 en van de anesthesioloog van 18 mei 2015 geeft ook geen aanleiding tot twijfel aan het oordeel van de arts van Argonaut, mede nu deze informatie is gelegen ver na de hier te beoordelen periode en uit deze informatie niet naar voren komt dat appellant niet minder dan 100 meter kan lopen.
4.8.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2015.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M. Crum

AP