Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 17 december 2004 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant had zijn uitkering in 2011 zien stijgen naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45% na een ziekmelding in 2009 door maagklachten. Het Uwv had zijn bezwaar tegen een besluit van 2012 ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 14 augustus 2015 werd appellant bijgestaan door zijn gemachtigde, H.J.A. Aerts, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door A.H.G. Boelen. De rechtbank had overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag, niet onzorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de resultaten. De verzekeringsartsen hadden alle relevante medische informatie in hun beoordeling betrokken, en de rechtbank had geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat er onvoldoende beperkingen waren opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten zonder extreem ziekteverzuim. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek niet onzorgvuldig was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep werd verworpen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, zonder toekenning van schadevergoeding of proceskostenveroordeling.