ECLI:NL:CRVB:2015:3237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 8 juni 1993 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 14 februari 2013 besloten de uitkering van appellant te verlagen van 80-100% naar 35-45% arbeidsongeschiktheid, met ingang van 15 april 2013. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat door het Uwv op 1 augustus 2013 gegrond werd verklaard, waarbij de uitkering werd aangepast naar 45-55% arbeidsongeschiktheid, gebaseerd op een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 juli 2013.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 8 april 2014 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet onzorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende beperkingen zijn opgenomen in de FML en dat de rechtbank ten onrechte geen onafhankelijke psychiater heeft ingeschakeld. Ter onderbouwing heeft appellant een behandelplan van GGZ van 7 augustus 2014 overgelegd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 25 september 2015 behandeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de resultaten. De verzekeringsarts had appellant onderzocht en dossieronderzoek verricht, en de onafhankelijke psychiater P.J.H. Notten had een expertise uitgevoerd. De Raad bevestigde dat de objectief vast te stellen beperkingen voor het verrichten van arbeid doorslaggevend zijn bij de beoordeling van de belastbaarheid van een verzekerde, en dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet onjuist waren. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskostenveroordeling af.