ECLI:NL:CRVB:2015:3223

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
14/372 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • P.W.J. Hospel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake besluiten op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag als appellant en een aantal betrokkenen die bezwaar hadden gemaakt tegen besluiten van het college. De Raad had eerder, op 29 januari 2015, een tussenuitspraak gedaan waarin het college was opgedragen nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen. Deze nieuwe besluiten, genomen op 27 maart 2015, kwamen geheel tegemoet aan de bezwaren van de betrokkenen. De betrokkenen hebben ingestemd met de berekeningen die ten grondslag lagen aan deze besluiten, waardoor de Raad kon overgaan tot een einduitspraak.

De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de herroeping van de primaire besluiten van 11 oktober 2012. Voor het overige werd de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad concludeerde dat de besluiten van 27 maart 2015 volledig tegemoetkwamen aan de bezwaren van de betrokkenen, waardoor het geding in hoger beroep zich niet uitstrekte tot deze nieuwe besluiten. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met N.J. van Vulpen-Grootjans als rechter en P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 september 2015.

Uitspraak

14/372 AW e.a. (zie bijlage)
Datum uitspraak: 23 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
11 december 2013, 13/4942 e.v. (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats 1] en drie anderen zoals vermeld op de bij deze uitspraak behorende lijst (betrokkenen)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 29 januari 2015 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2015:269, gedaan.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft appellant op 27 maart 2015 nieuwe beslissingen op bezwaar genomen.
Namens betrokkenen heeft mr. drs. Chr.J.M. Scheen een zienswijze ingediend.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak van 29 januari 2015 voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij bij zijn oordeelsvorming uitgaat.
1.2.
In de tussenuitspraak heeft de Raad appellant opgedragen nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen. De Raad heeft, voor zover hier van belang, overwogen dat appellant daarbij de hoogte van het van elk van betrokkenen terug te vorderen bedrag diende te baseren op het verschil tussen de levensloopbijdragen die appellant op grond van artikel 9e:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag had moeten storten en de bijdragen die appellant daadwerkelijk aan Loyalis heeft betaald. Appellant diende daarbij tevens te betrekken dat betrokkenen is meegedeeld dat niet tot terugvordering van de over 2011 te veel ontvangen levensloopuitkering zal worden overgegaan. De Raad achtte het daarnaast aangewezen dat appellant zich zou uitlaten over de eventuele gevolgen van de nieuwe besluiten voor de wijze van invordering van het onverschuldigd betaalde bedrag.
1.3.
Met de besluiten van 27 maart 2015 heeft appellant, met het oog op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, opnieuw op de bezwaren van betrokkenen beslist.
1.4.
In de zienswijze hebben betrokkenen ingestemd met de aan de besluiten van 27 maart 2015 ten grondslag liggende berekeningen van de bedragen die zij per saldo hetzij tegoed hebben van, dan wel verschuldigd zijn aan appellant, zodat einduitspraak kan worden gedaan.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Uit de tussenuitspraak volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover daarbij zelf in de zaak is voorzien door de primaire besluiten van 11 oktober 2012 te herroepen. Voor het overige moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
2.2.
De Raad stelt verder vast dat met de besluiten van 27 maart 2015 geheel is tegemoetgekomen aan de bezwaren van betrokkenen. Het geding in hoger beroep strekt zich, gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb, dus niet mede uit tot deze nieuwe besluiten.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de besluiten van 11 oktober 2012 zijn
herroepen;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van
P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
23 september 2015.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) P.W.J. Hospel

HD

Lijst van betrokkenen:
Procedurenummers Betrokkenen Woonplaats
1. AW, 15/5114 AW [betrokkene] [woonplaats 1]
2. 14/374 AW, 15/5116 AW [betrokkene 2] [woonplaats 2]
3. 14/376 AW, 15/5120 AW [betrokkene 3] [woonplaats 3]
4. 14/378 AW, 15/5121 AW [betrokkene 4] [woonplaats 4]