ECLI:NL:CRVB:2015:3121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante ontving sinds 3 december 2008 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder. Naar aanleiding van een onderzoek naar de vermogens- en inkomenssituatie van appellante, heeft het college van burgemeester en wethouders van Delft vastgesteld dat appellante niet (tijdig) melding heeft gemaakt van alle bankrekeningen die op haar naam en die van haar dochter stonden. Dit leidde tot een herziening van de bijstand en een terugvordering van ten onrechte gemaakte kosten.
Het college heeft bij besluit van 13 februari 2013 de bijstand van appellante met 10% van het benadelingsbedrag verlaagd, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet bewust heeft gehandeld, maar de Raad oordeelt dat onbekendheid met de wettelijke verplichting onvoldoende is om de verwijtbaarheid te ontkennen. De Raad bevestigt dat appellante had moeten weten dat de informatie over haar bankrekeningen van invloed kon zijn op haar recht op bijstand.
De Raad concludeert dat de opgelegde maatregel van 10% van het benadelingsbedrag terecht is opgelegd en dat er geen aanleiding is om de maatregel te matigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.