ECLI:NL:CRVB:2015:3091

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
14-3214 AKW-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de verdeling van kinderbijslag in co-ouderschap na echtscheiding

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2015, met zaaknummer 14-3214 AKW-T, wordt het verzoek van appellant om kinderbijslag te ontvangen voor zijn kind afgewezen. De zaak betreft een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de verdeling van kinderbijslag na een echtscheiding. Appellant en belanghebbende, zijn ex-partner, hebben in een formulier van de Svb aangegeven dat zij co-ouderschap hebben en dat de kinderbijslag voor hun drie kinderen aan belanghebbende moet worden betaald. Appellant heeft later verzocht om een deel van de kinderbijslag voor zijn kind, maar de Svb heeft dit verzoek afgewezen op basis van de gemaakte afspraken in het formulier.

De Raad oordeelt dat de Svb ten onrechte heeft aangenomen dat de gemaakte afspraken in het formulier wijziging gezinssamenstelling als een definitieve regeling voor de kinderbijslag moeten worden beschouwd. De Raad stelt vast dat er in het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan geen afspraken zijn gemaakt over de kinderbijslag. Hierdoor is de uitzondering van artikel 5a, eerste lid, van het Samenloopbesluit niet van toepassing. De Raad draagt de Svb op om het besluit te herstellen, waarbij de Svb moet beoordelen of het verzoek van appellant om kinderbijslag voor zijn kind kan worden gehonoreerd.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in echtscheidingsconvenanten en ouderschapsplannen met betrekking tot de verdeling van kinderbijslag in situaties van co-ouderschap. De Raad heeft de Svb opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, zodat de situatie van appellant opnieuw kan worden beoordeeld.

Uitspraak

14/3214 AKW-T
Datum uitspraak: 11 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 april 2014, 12/2511 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[Belanghebbende] te [woonplaats] (belanghebbende)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft zich als partij gesteld en heeft enkele stukken overgelegd.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2015. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal. Belanghebbende is in persoon verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is gehuwd geweest met belanghebbende. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren. Op 10 juni 2010 is de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat [naam kind 1] en [naam kind 2] hun gewone verblijfplaats bij belanghebbende hebben en dat [naam kind 3] zijn gewone verblijfplaats bij appellant heeft. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat hetgeen appellant en belanghebbende zijn overeengekomen in het echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan als herhaald in ingelast in de beslissing wordt beschouwd. Artikel 5 van het ouderschapsplan bevat een rooster waaruit blijkt dat de kinderen de helft van de tijd hetzij gezamenlijk bij appellant, hetzij gezamenlijk bij belanghebbende verblijven. Het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan bevatten geen afspraken over de kinderbijslag.
1.2.
Op het formulier wijziging gezinssamenstelling van 14 juli 2010, dat appellant en belanghebbende hebben getekend, hebben zij vermeld dat sprake is van co-ouderschap en dat de kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor de drie kinderen aan belanghebbende moet worden betaald. De Svb heeft met ingang van het derde kwartaal van 2010 de kinderbijslag voor de drie kinderen aan belanghebbende betaald.
1.3.
Appellant heeft op 6 september 2011 de Svb bericht in aanmerking te willen komen voor een deel van de kinderbijslag en heeft vervolgens op 31 december 2011 kinderbijslag voor [naam kind 3] aangevraagd. Bij besluit van 19 januari 2012 heeft de Svb beslist dat sprake is van
co-ouderschap, waarbij geen afspraak is gemaakt over de verdeling van de kinderbijslag. Normaal gesproken ontvangt dan ieder de helft van de kinderbijslag maar omdat appellant alleen kinderbijslag heeft gevraagd voor [naam kind 3] , wordt alleen kinderbijslag voor [naam kind 3] toegewezen. Bij besluit van 19 januari 2012 is de kinderbijslag voor [naam kind 3] aan appellant toegekend met ingang van het derde kwartaal van 2011.
1.4.
Bij brief van 12 april 2012 is aan appellant bericht dat onderzocht wordt of hij met ingang van het eerste kwartaal van 2012 recht op kinderbijslag heeft voor [naam kind 3] . De kinderbijslag over dit kwartaal wordt bij wijze van voorschot verstrekt. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.5.
Bij besluit van 19 juli 2012 heeft de Svb beslist dat appellant geen recht op kinderbijslag heeft. Dit is gebaseerd op het - door appellant en belanghebbende ondertekende - formulier wijziging gezinssamenstelling van 14 juli 2010 waarin zij hebben vermeld dat sprake is van co-ouderschap en dat de kinderbijslag voor de drie kinderen aan belanghebbende moet worden uitbetaald. Er is ten onrechte kinderbijslag aan appellant betaald over het derde kwartaal van 2011 tot en met het eerste kwartaal van 2012. Deze betalingen worden niet gecorrigeerd voor de twee kwartalen uit 2011, aldus de Svb. Bij besluit van gelijke datum is de kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2012 teruggevorderd.
1.6.
Bij het bestreden besluit van 3 september 2012 zijn de bezwaren van appellant tegen het besluit van 12 april 2012 en de besluiten van 19 juli 2012 ongegrond verklaard. Appellant heeft geen recht op kinderbijslag van het derde kwartaal van 2011 tot en met het tweede kwartaal van 2012. Er is sprake van co-ouderschap waarbij de verzorging en het onderhoud van de kinderen in gelijke mate zijn verdeeld. Het formulier wijziging gezinssamenstelling moet worden geïnterpreteerd als een onderlinge afspraak over de verdeling van de kinderbijslag. Niet gebleken is van een latere overeenkomst waaruit blijkt dat van een andere verdeling moet worden uitgegaan. Verder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van de terugvordering over het eerste kwartaal van 2012.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb heeft mogen uitgaan van het door appellant en belanghebbende ondertekende formulier.
3. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij recht heeft op kinderbijslag voor een kind dat bij hem ingeschreven staat óf op de helft van de kinderbijslag voor alle kinderen. Het kan niet zo zijn dat een rechthebbende op kinderbijslag geen aanpassing zou kunnen verzoeken van een eerdere verdeling van de betaling. Daarnaast dient de Svb te worden gehouden aan de toekenning van kinderbijslag aan hem bij besluit van 19 januari 2012.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de Svb op goede gronden heeft besloten tot afwijzing van het verzoek van appellant om aan hem de kinderbijslag ten behoeve [naam kind 3] te betalen over het derde kwartaal 2011 tot en met het tweede kwartaal van 2012.
4.2.
Artikel 18 van de AKW luidde van 1 januari 2011 tot 1 juli 2013 - voor zover van
belang - als volgt:
”4. Indien twee of meer personen waaronder één persoon tot wiens huishouden het kind behoort, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag waarop degene recht heeft, tot wiens huishouden dit kind niet behoort, niet betaald.
5. Indien twee of meer personen over eenzelfde tijdvak recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, in andere situaties dan bedoeld in het tweede en vierde lid, wordt betaald de kinderbijslag waarop degene recht heeft die de hoogste bijdrage in het onderhoud van dit kind levert. Aan de andere personen wordt geen kinderbijslag uitbetaald.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot situaties van samenloop, bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, nadere en aanvullende regels worden gesteld waarbij bepaald kan worden dat aan een ander persoon de kinderbijslag wordt uitbetaald dan de persoon, bedoeld in het vierde en vijfde lid.
7. De kinderbijslag die op grond van het tweede tot en met zesde lid aan een verzekerde wordt betaald, kan op verzoek van die verzekerde in gedeelten aan meer verzekerden worden betaald.”
4.2.
Ten tijde in geding gold het Besluit van 20 december 1991 ter voorkoming van samenloop van kinderbijslag (Samenloopbesluit kinderbijslag, Stb. 1991,756) dat was gebaseerd op artikel 18 van de AKW. Artikel 5a van het Samenloopbesluit luidde ten tijde in geding als volgt:
“1. Indien twee personen op basis van een overeenkomst een kind overwegend in gelijke mate verzorgen en onderhouden, zonder met elkaar een gemeenschappelijke huishouding te voeren, wordt, tenzij in de overeenkomst anders is overeengekomen, de kinderbijslag waarop één van deze personen voor dit kind recht heeft, gelijk verdeeld betaald aan deze personen terwijl de kinderbijslag waarop de andere persoon recht heeft, niet wordt uitbetaald.”
4.3.
Niet in geschil is dat appellant en belanghebbende op grond van een overeenkomst de kinderen in gelijke mate verzorgen en onderhouden. Artikel 5a, eerste lid, van het Samenloopbesluit verbindt hieraan het rechtsgevolg dat de kinderbijslag gelijk verdeeld wordt betaald. Deze regel lijdt uitzondering wanneer “in de overeenkomst anders is overeengekomen.” Uit de tekst van artikel 5a, eerste lid van het Samenloopbesluit blijkt dat afwijking van de hoofdregel mogelijk is als in dezelfde overeenkomst een afwijkende afspraak voor de kinderbijslag is gemaakt. Niet meer in geschil is dat appellant en belanghebbende in het echtscheidingsconvenant noch in het ouderschapsplan hierover iets hebben vastgelegd. Op een situatie als deze, waarin in een ánder schriftelijk stuk - een formulier van de Svb - afspraken zijn vastgelegd over het ontvangen van kinderbijslag, is de uitzondering van artikel 5a, eerste lid, van het Samenloopbesluit niet van toepassing. De Svb heeft ten onrechte dit onderdeel van de bepaling aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd en de rechtbank heeft ten onrechte de Svb hierin gevolgd. Dit betekent dat de Svb de gemaakte afspraak nader dient te kwalificeren. Voor zover de afspraak wordt gekwalificeerd als een betalingsverzoek als bedoeld in artikel 18, zevende lid, van de AKW dan moet de Svb beoordelen of het nadere verzoek van appellant om betaling aan hem van alleen de kinderbijslag voor [naam kind 3] ook aangemerkt kan worden als een verzoek als bedoeld in genoemd artikellid.
5. In 4.3 is geconcludeerd dat het bestreden besluit is gebaseerd op onjuiste toepassing van artikel 5a, eerste lid, van het Samenloopbesluit. De Raad ziet daarom aanleiding met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv op te dragen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het in 5 omschreven gebrek te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en H.J. Simon en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2015
.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) J.R. van Ravenstein

UM