Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2015, met zaaknummer 14-3214 AKW-T, wordt het verzoek van appellant om kinderbijslag te ontvangen voor zijn kind afgewezen. De zaak betreft een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de verdeling van kinderbijslag na een echtscheiding. Appellant en belanghebbende, zijn ex-partner, hebben in een formulier van de Svb aangegeven dat zij co-ouderschap hebben en dat de kinderbijslag voor hun drie kinderen aan belanghebbende moet worden betaald. Appellant heeft later verzocht om een deel van de kinderbijslag voor zijn kind, maar de Svb heeft dit verzoek afgewezen op basis van de gemaakte afspraken in het formulier.
De Raad oordeelt dat de Svb ten onrechte heeft aangenomen dat de gemaakte afspraken in het formulier wijziging gezinssamenstelling als een definitieve regeling voor de kinderbijslag moeten worden beschouwd. De Raad stelt vast dat er in het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan geen afspraken zijn gemaakt over de kinderbijslag. Hierdoor is de uitzondering van artikel 5a, eerste lid, van het Samenloopbesluit niet van toepassing. De Raad draagt de Svb op om het besluit te herstellen, waarbij de Svb moet beoordelen of het verzoek van appellant om kinderbijslag voor zijn kind kan worden gehonoreerd.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in echtscheidingsconvenanten en ouderschapsplannen met betrekking tot de verdeling van kinderbijslag in situaties van co-ouderschap. De Raad heeft de Svb opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, zodat de situatie van appellant opnieuw kan worden beoordeeld.