ECLI:NL:CRVB:2015:3067

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
10-6461 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
  • M.D.F. de Moor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking WIA-uitkering en vergoeding van wettelijke rente

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Assen. De appellante had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend gekregen, maar deze was door het Uwv met ingang van 22 september 2009 ingetrokken. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond verklaard. Tijdens de hoger beroepsprocedure heeft het Uwv echter een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin werd vastgesteld dat de intrekking van de WIA-uitkering niet eerder kan ingaan dan op 16 december 2011. Appellante heeft aangegeven geen belang te hebben bij een uitspraak over deze nieuwe beslissing, waardoor deze niet in de beoordeling van het hoger beroep werd meegenomen.

De Raad heeft geoordeeld dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd dient te worden, en heeft het beroep van appellante gegrond verklaard. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over het bedrag dat als gevolg van de herroeping van het besluit van 11 februari 2009 aan appellante zal worden nabetaald. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.470,-, en tot vergoeding van de kosten van de medisch adviseur van € 1.285,20. De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van de WIA-regelgeving en de rechten van appellanten in dergelijke zaken.

Uitspraak

10/6461 WIA
Datum uitspraak: 28 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 19 oktober 2010, 09/713 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan het geding heeft tevens als partij deelgenomen [naam B.V.] , gevestigd te [vestigingsplaats]
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr.drs. H. Aydemir, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2012. Appellante is - met bericht van verhindering - niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een vraagstelling aan het Uwv gezonden.
Het Uwv heeft een reactie ingezonden.
Op 4 november 2014 heeft het Uwv een gewijzigd besluit ingezonden.
Appellante heeft hierop haar zienswijze gegeven.
De zaak is verwezen naar de enkelvoudige kamer. Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Aan appellante is bij besluit van 11 februari 2009 met ingang van 16 maart 2009 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
2. Bij besluit van 8 september 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door de (ex)werkgever ingediende bezwaar gegrond verklaard en de WIA-uitkering van appellante met ingang van 22 september 2009 ingetrokken.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante ingestelde beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Hangende de hoger beroepsprocedure heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, gedateerd 4 november 2014. Bij dit besluit heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd en onder meer vastgesteld dat in de situatie dat een werkgever als belanghebbende bezwaar aantekent tegen een toekenning van een WIA-uitkering en in bezwaar of beroep blijkt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer minder dat 35% bedraagt, de intrekking van die uitkering niet eerder kan ingaan dan zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt, maar ook niet eerder dan de dag dat de loongerelateerde
WGA-uitkering eindigt. Dit betekent in dit geval dat het recht op WIA-uitkering niet eerder wordt ingetrokken dan op 16 december 2011, de einddatum van de loongerelateerde
WGA-uitkering. Het besluit van 11 februari 2009 is herroepen.
5. Appellante heeft te kennen gegeven geen belang te hebben bij een uitspraak van de Raad over het besluit van 4 november 2014, aangezien het Uwv - zij het op procedurele gronden - de datum van intrekking van de loongerelateerde WGA-uitkering heeft gewijzigd. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zal de Raad dit besluit dan ook niet bij de beoordeling van het hoger beroep meenemen.
6. Uit overweging 2 tot en met 5 vloeit voort dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, met gegrondverklaring van het beroep tegen het bestreden besluit en vernietiging van dat besluit.
7. De vordering van appellante om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente over het bedrag dat als gevolg van de herroeping van het besluit 11 februari 2009 door het Uwv zal worden nabetaald, zal worden toegewezen. De wettelijke rente moet worden berekend overeenkomstig de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012: BV1958.
8. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 980,- wegens verleende rechtsbijstand in beroep (indiening beroepschrift en bijwonen zitting) en op € 490,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (indiening beroepschrift). Tevens komen de kosten van de door appellante ingeschakelde adviseur van Medisch adviesbureau Wolthuis voor vergoeding in aanmerking. Het Uwv dient een bedrag van in totaal € 1.285,20 (€ 154,70 + € 773,50 + € 357,-) aan appellante betaalbaar te stellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 8 september 2009;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellante van de wettelijke rente zoals onder 7 van
deze uitspraak is vermeld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.470,-;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellante van de kosten van de medisch adviseur
van € 1.285,20;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 152,-. vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) M.D.F de Moor

UM