In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die zich op 22 oktober 2011 ziek meldde als huishoudelijke hulp en schoonmaakster vanwege psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 8 januari 2013. Dit besluit stelde vast dat appellante met ingang van 8 februari 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard in een besluit van 5 juni 2013.
De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag, niet onzorgvuldig of onvolledig was. De verzekeringsartsen van het Uwv hadden appellante onderzocht en de informatie van haar behandelende GGZ-arts, I.M. Faber, meegewogen. De rechtbank vond geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het onderzoek en de conclusies die daarin waren getrokken. Appellante had in beroep geen nieuwe stukken ingediend die haar standpunt konden onderbouwen dat zij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was opgenomen.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het Uwv had moeten concluderen dat zij meer beperkingen had op basis van haar medicatie en therapie. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de verzekeringsartsen adequaat hadden gereageerd op de informatie van GGZ-arts Faber en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.