ECLI:NL:CRVB:2015:2915

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
13/6896 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door J.G. van Leeuwen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 november 2013. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 13/6896 WIA. De Raad overweegt dat er tussen partijen geen inhoudelijk geschil meer bestaat, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

Daarnaast heeft de Raad op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) veroordeeld in de proceskosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv reeds bij een eerder besluit de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar heeft vergoed. De proceskosten voor de rechtsbijstand in beroep en hoger beroep zijn begroot op € 980,- per fase, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.960,-.

De Raad heeft ook bepaald dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 162,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van griffier K. de Jong, en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2015.

Uitspraak

13/6896 WIA
Datum uitspraak: 28 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
27 november 2013, 13/5429 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft J.G. van Leeuwen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken in het geding gebracht.
Naar aanleiding van schriftelijke vragen van de Raad heeft het Uwv bij brief van
23 maart 2015 aangekondigd een gewijzigd besluit te nemen. Het Uwv heeft op 7 april 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 14 april 2015 is namens appellant aan de Raad bericht dat het Uwv tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant en dat hij aanspraak maakt op een veroordeling van het Uwv in de kosten van rechtsbijstand in bezwaar, beroep en in hoger beroep. Partijen hebben vervolgens toestemming verleend om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad overweegt dat, nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
2. De Raad ziet aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken. Aangezien het Uwv reeds bij het besluit van 27 mei 2013 de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar heeft vergoed, staat de Raad nog slechts ter beoordeling de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 980,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en
€ 980,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.960;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 162,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2015.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) K. de Jong

NK