ECLI:NL:CRVB:2015:2914

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
13/6579 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de aanvraag voor een ANW-uitkering wegens te late aanmelding voor de vrijwillige verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Nederland heeft gewerkt en in 1994 naar Marokko is teruggekeerd, had in november 2012 een aanvraag ingediend voor deelname aan de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant zich niet tijdig had aangemeld voor de vrijwillige verzekering. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, met de overweging dat de overschrijding van de aanmeldingstermijn niet verschoonbaar was.

In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij een WAO-uitkering heeft ontvangen en bereid is de premie voor de vrijwillige verzekering te betalen. De Raad heeft echter vastgesteld dat de appellant sinds 1994 niet meer in Nederland woont of werkt en dat hij niet langer verplicht verzekerd is geweest onder de AOW en ANW. De Raad heeft de relevante artikelen van de AOW en ANW in overweging genomen en geconcludeerd dat de aanmelding voor de vrijwillige verzekering niet binnen de vereiste termijn heeft plaatsgevonden. De Raad onderschrijft de beslissing van de rechtbank dat er geen omstandigheden zijn die de overschrijding van de aanmeldingstermijn verschoonbaar maken.

De Centrale Raad van Beroep heeft daarom het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/6579 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
20 november 2013, 13/1771 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2015. Appellant is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is in Nederland werkzaam geweest. In of omstreeks 1994 is hij teruggekeerd naar Marokko, alwaar hij sindsdien woont. Tot september 1995 heeft appellant inkomsten ontvangen uit of in verband met werkzaamheden in Nederland. In 2012 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met ingang van 4 juli 2009 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend aan appellant.
1.2.
In november 2012 heeft appellant een aanvraag ingediend voor deelname aan de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW).
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 11 maart 2013 (bestreden besluit) heeft de Svb gehandhaafd het besluit van 25 januari 2013, waarbij de Svb afwijzend heeft beslist op het verzoek van appellant, omdat appellant zich niet tijdig heeft aangemeld voor deelname aan de vrijwillige verzekering voor de AOW en de ANW.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de overschrijding van de aanmeldingstermijn voor de vrijwillige verzekering niet verschoonbaar is.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv een WAO-uitkering aan hem heeft toegekend en dat hij bereid is de premie voor de vrijwillige verzekering te betalen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge de artikelen 34, 35 en 36 van de AOW en 63, 63a en 63b van de ANW, zoals deze artikelen luiden vanaf 1 januari 2001, en voordien artikel 2 van het Besluit inzake vrijwillige verzekering AOW en Anw van 2 januari 1990, Stb. 38, is vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW mogelijk in aansluiting op een periode van verplichte verzekering ingevolge die wetten. Aanmelding moet plaatsvinden binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering.
4.2.
Op grond van artikel 6 van de AOW en artikel 13 van de ANW is verplicht verzekerd degene die ingezetene is dan wel geen ingezetene is doch die ter zake van in Nederland verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu appellant sinds 1994 of 1995 niet
meer in Nederland heeft gewoond of gewerkt, is hij op grond van deze artikelen niet langer verplicht verzekerd geweest ingevolge de AOW en ANW.
4.3.
Aan de kring van verzekerden voor de AOW en ANW is uitbreiding gegeven in het Koninklijk besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van
24 december 1998, Stb. 746. Tot 1 januari 2000 werden personen die in een verdragsland woonden en die een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering ontvingen in bepaalde gevallen op grond van KB 746 verplicht verzekerd geacht. Vastgesteld moet worden dat appellant in het jaar voorafgaand aan de aanvraag ook niet op grond van enige bepaling van KB 746 verplicht verzekerd is geweest ingevolge de AOW en ANW. Verder is ook niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan appellant vanaf september 1995 verplicht verzekerd is gebleven krachtens de volksverzekeringen ingevolge KB 746 en het voor 1 januari 1999 van kracht zijnde Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen. Appellant heeft blijkens de thans beschikbare gegevens na september 1995 immers geen uitkering of loon vanuit Nederland ontvangen.
4.4.
Dit betekent dat de aanmelding van appellant voor de vrijwillige verzekering van november 2012 niet heeft plaatsgevonden binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering van appellant ingevolge de volksverzekeringen. Voorts wordt het oordeel van de rechtbank onderschreven dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de overschrijding van de aanmeldingstermijn verschoonbaar is te achten.
4.5.
Uit wat hiervoor onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) S. Aaliouli

HD