4.6.Appellants betoog dat hij recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering voor de duur van vijf jaar en dat het Uwv ten onrechte WW-uitkering op deze uitkering heeft gekort, zowel in hoogte als in duur, slaagt niet. Gezien het in rechte onaantastbaar geworden besluit van 27 juni 2007, moet in deze procedure ervan worden uitgegaan dat het Uwv artikel 59, derde lid, waarin is bepaald dat de duur van de loongerelateerde uitkering verminderd wordt met de duur van de ontvangen loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet, op de juiste wijze heeft toegepast. Er is dan ook geen reden om bij het bepalen van de aanvang van de vervolguitkering of loonaanvullingsuitkering niet uit te gaan van de dag na die waarop appellants loongerelateerde uitkering is geëindigd. Het Uwv heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat geen korting van WW-uitkering is toegepast op de hoogte van appellants vervolguitkering.
5. Op grond van hetgeen in 4.1 tot en met 4.4 is overwogen slaagt het hoger beroep en moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd, voor zover daarbij het bestreden besluit in stand is gelaten voor zover daarbij de WGA-uitkering van appellant met ingang van 2 april 2012 is gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Het beroep van appellant tegen het besluit van 26 juni 2015 is gegrond voor zover daarbij de WGA-uitkering van appellant is gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. De besluiten van 17 juli 2012 en 26 juni 2015 moeten in zoverre worden vernietigd. Er is voorts, gelet op het verhandelde ter zitting, aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb het besluit van 15 februari 2012 te herroepen en te bepalen dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van 2 april 2012 dient te worden vastgesteld op 80 tot 100%.
6. Gelet op deze uitkomst wordt appellants verzoek om het hoger beroep aan te houden voor het inzenden van nadere stukken niet ingewilligd.
7. Er bestaat aanleiding om het Uwv te veroordelen in de (proces)kosten van appellant in bezwaar, beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 490,- in bezwaar,
€ 980,- in beroep en € 980,- in hoger beroep, totaal € 2.450,-. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten voor het inschakelen van een deskundige bedragen € 95,20. Voor een vergoeding van andere kosten bestaat, gelet op de bepalingen van het Besluit proceskosten bestuursrecht, geen aanleiding.
8. Het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding wordt toegewezen. De wettelijke rente moet worden berekend overeenkomstig de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.