ECLI:NL:CRVB:2015:2912
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de invordering van een schuld door de Sociale verzekeringsbank en de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin haar beroep ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/2150 ANW. De kwestie betreft de invordering van een schuld door de Sociale verzekeringsbank (Svb) en de vraag of appellante haar vermogen moet aanwenden voor de aflossing van deze schuld. Appellante ontving in het verleden te veel uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) en een maand te veel pensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb had appellante een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting en stelde dat appellante € 77,63 per maand moest aflossen, te beginnen op 1 januari 2012, en daarnaast een bedrag van € 2.904,96 in één keer moest voldoen. Appellante betwistte de verplichting om haar vermogen aan te wenden voor de aflossing, omdat zij een bedrag van ongeveer € 3.000,- had gereserveerd voor haar begrafenis. De rechtbank oordeelde dat de Svb bevoegd was om het besluit te nemen en dat appellante haar vermogen moest gebruiken om haar schuld af te lossen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat het verleden van onjuiste vaststelling van de aflossingscapaciteit niet betekent dat de Svb geen invorderingsmaatregelen mocht nemen. Appellante was zich bewust van haar schuld en de verplichting deze af te lossen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.