ECLI:NL:CRVB:2015:2909
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding kosten brilmontuur wegens te late aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant, een erkend burger-oorlogsslachtoffer, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant had een verzoek ingediend om de kosten van een brilmontuur te vergoeden, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De Raad oordeelde dat appellant op het moment dat hij zich bewust werd van het feit dat zijn bril niet meer voldeed, een aanvraag had moeten indienen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigden, die stelt dat aanvragen voor vergoedingen tijdig moeten worden ingediend.
De Raad heeft de relevante wetgeving, de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), in overweging genomen. Artikel 40 van deze wet bepaalt dat de vergoeding ingaat op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend. De Raad heeft geconcludeerd dat verweerder, de Sociale verzekeringsbank, in dit geval geen gebruik heeft gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om van deze regel af te wijken, omdat appellant niet tijdig een aanvraag had ingediend. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellant eerder al was gewezen op het belang van tijdige aanvragen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de Sociale verzekeringsbank in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.