ECLI:NL:CRVB:2015:2908
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten van administratieve hulp op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant verzocht om vergoeding van de kosten van administratieve hulp, omdat hij door zijn verminderde gezichtsvermogen niet in staat was zijn administratie bij te houden. De verweerder had eerder een verzoek om vergoeding afgewezen, maar in het bestreden besluit werd een vergoeding toegekend voor administratieve hulp tot maximaal twee uur per week. De Raad oordeelde dat deze norm in overeenstemming was met een redelijke uitleg van artikel 20 van de Wuv en dat de weigering om een vergoeding te verstrekken voor het eenmalig op orde brengen van achterstallige administratie in rechte standhield. De Raad overwoog dat de appellant in de periode waarop de achterstand betrekking had, nog in staat was zijn werk als hoogleraar te verrichten en dat er geen aanleiding was om af te wijken van de gehanteerde norm. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.