ECLI:NL:CRVB:2015:2903
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergoeding voor de aanschaf van een auto op basis van medische noodzaak in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in het geding tussen de erven van een overleden burger-oorlogsslachtoffer en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De zaak betreft de weigering van een vergoeding voor de aanschaf van een auto, aangevraagd door de betrokkene, die op grond van lichamelijke invaliditeit erkend was als burger-oorlogsslachtoffer. De betrokkene had op 28 november 2013 een verzoek ingediend voor een vergoeding voor de aanschaf van een auto, maar dit verzoek werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank op 6 januari 2014, met als reden dat de gevraagde voorziening niet medisch noodzakelijk was. De Raad oordeelde dat de betrokkene, ondanks zijn lichamelijke klachten, in staat was om gebruik te maken van een taxi, en dat er geen absolute verhindering was om dit te doen. De Raad baseerde zijn oordeel op medische adviezen die bevestigden dat de betrokkene niet in staat was om met het openbaar vervoer te reizen, maar dat hij wel in staat was om per taxi te reizen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit voldoende deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en dat de medische gegevens van de betrokkene niet voldoende waren om de noodzaak van een auto aan te tonen. Uiteindelijk werd het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.