ECLI:NL:CRVB:2015:2889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens schending inlichtingenverplichting en onduidelijkheid over financiële situatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de aanvraag van appellant voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) is afgewezen. Appellant had zich op 8 februari 2013 gemeld bij het Uwv Werkbedrijf voor bijstand als alleenstaande, maar zijn aanvraag werd afgewezen op 25 april 2013 omdat de verstrekte inlichtingen als onvolledig werden beschouwd. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag stelde dat appellant niet had voldaan aan de verzoeken om bankafschriften van zijn rekening, wat noodzakelijk was om zijn recht op bijstand vast te stellen.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. Hij voerde aan dat hij alle relevante gegevens had verstrekt en dat het niet inleveren van de bankafschriften hem niet kon worden verweten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie en dat hij zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de aanvraag om bijstand terecht had afgewezen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager om de benodigde informatie te verstrekken en de rol van het college in het controleren van de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.