ECLI:NL:CRVB:2015:2888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Onterecht verlaagde bijstand wegens niet-nakoming medewerkingsverplichting aan medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 23 augustus 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel had de bijstand van appellante voor de duur van één maand met 80% verlaagd, omdat zij naar het oordeel van het college niet had meegewerkt aan een medisch onderzoek. Appellante betwistte deze verlaging en stelde dat zij wel degelijk bereid was om mee te werken, maar dat er geen daadwerkelijke uitnodiging was ontvangen voor het medisch onderzoek op locatie.
De Raad oordeelde dat het college onvoldoende feitelijke grondslag had voor de verlaging van de bijstand. Het college had niet aangetoond dat appellante de verplichting om mee te werken aan het medisch onderzoek niet was nagekomen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond. Het besluit van het college om de bijstand te verlagen werd herroepen, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten van appellante.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van het bijstandverlenend orgaan om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een maatregel is voldaan, op het college rust.