ECLI:NL:CRVB:2015:2887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant had op 30 januari 2013 een aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar had daarbij onjuiste informatie verstrekt over zijn feitelijke woon- en verblijfplaats. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvraag op 26 februari 2013 afgewezen, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door onvolledige en onjuiste gegevens te verstrekken. In bezwaar heeft de appellant zijn vergissing erkend, maar het college handhaafde zijn besluit, wat leidde tot de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, omdat deze in bezwaar en beroep geen opheldering had gegeven over de onjuiste opgave van zijn verblijfsadressen. In hoger beroep voerde de appellant aan dat vergissingen bij het opgeven van adressen niet voldoende grond zijn voor afwijzing van zijn aanvraag. De Raad oordeelde echter dat controleerbare gegevens over de feitelijke woon- en verblijfplaats essentieel zijn voor het vaststellen van recht op bijstand. De appellant had door het onjuist invullen van het formulier onduidelijkheid gecreëerd over zijn verblijfplaats, en zijn pogingen om dit te rectificeren waren niet voldoende onderbouwd.
De Raad concludeerde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het college niet in staat was om het recht op bijstand vast te stellen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door R.H.M. Roelofs, met C.M.A.V. van Kleef als griffier.