ECLI:NL:CRVB:2015:2861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die sinds 1 april 2014 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na zijn verhuizing van Nijmegen naar Arnhem op 21 maart 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft deze aanvraag afgewezen, met de motivering dat de kosten tot de normale dagelijkse bestaanskosten behoren en dat de verhuizing niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de kosten van woninginrichting in beginsel moeten worden voldaan uit het beschikbare inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling. Bijzondere bijstand kan alleen worden verleend als er sprake is van bijzondere omstandigheden. De appellant heeft verklaringen van zijn huisarts overgelegd, waarin wordt gesteld dat de verhuizing medisch noodzakelijk was vanwege zijn rugklachten en andere psychische problemen. De Raad oordeelt echter dat deze verklaringen onvoldoende onderbouwing bieden voor de noodzaak van de verhuizing. De omstandigheden zijn niet zodanig bijzonder dat het college bijzondere bijstand had moeten verlenen. De Raad bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af.
De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van bijzondere omstandigheden voor het verkrijgen van bijzondere bijstand en dat de kosten van woninginrichting in principe uit het eigen inkomen moeten worden gedekt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.